Thomas’ boekenkast
Zwemles
Door: Frank Adam
Bij elke duik van de kant
verdrinkt mama duizend
keren op de bank.
In bellen lucht sein ik
haar mijn ademnood
en help ik haar
mij redden van de dood.
“Niet knijpen in je hand,
Niet tellen, niet roepen.
Mij niet zo hard staan zoeken.
Alleen heel hard in mij geloven.
Dan kom ik vast weer boven.”
De laatste trein
Door: Harriët Laurey
De lichten zijn overal uitgedaan.
Mensen en dieren zijn slapen gegaan,
behalve het paard in de Spoorweglaan.
Het staat in het gras van de nacht.
Het staat in het donker en wacht.
Luister, daar komt nog een trein voorbij,
over de spoordijk, vlak achter de wei.
De machinist knikt al, en mindert vaart.
Hij leunt wat naar buiten en roept: “Dag paard!”
Hij zwaait met zijn pet en hij lacht.
En dáár heeft het paard op gewacht.
Aan deze twee gedichten uit zijn eigen boekencollectie dacht Thomas bij het thema ‘Schouderklopje’.
Beide gedichten uit : ‘Tikken tegen de maan’ – 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen I Verzameld door: Joke van Leeuwen I Uitgever: Ons Erfdeel, vwz, 2011